KLAP MET DE HAMER

.

Zo’n anderhalve week geleden loop ik met echtgenoot van ons hutje naar de receptie van het park. Tenminste, dat was het plan. Het is slechts drie à vierhonderd meter. Moet te doen zijn, zou je denken. Dat viel een beetje tegen. Al na vijftig meter moest ik de eerste stop inlassen, steeds sneller gevolgd door volgende stops. De rechterkant van mijn lijf, vanaf mijn heup tot mijn enkels wilde niet meer. Voor elke stap moest ik vechten. Ik ben er gekomen, maar was dood en dood moe. En toen moesten we ook weer terug. Op nog geen vijftig meter afstand van de receptie kon ik niet meer. Ik werd overvallen door een golf van misselijkheid en een gevoel van totale uitputting. Kortom, het heeft heel lang geduurd voor we weer in ons hutje waren. De rest van de dag heb ik me beroerd gevoeld.

Afgelopen maandagavond zat ik aan mijn bureau een spelletje Ruzzle te spelen. Echtgenoot stond naast me en keek mee. Halverwege viel ik flauw. Het volgende wat ik weet, is dat echtgenoot me vasthoudt en vraagt of hij een dokter moet bellen. Kom op zeg, ik ben alleen maar flauw gevallen. Maar hé, wacht eens even. Ik val nooit flauw. In mijn hele leven is het misschien maar drie keer voorgekomen en dat is dan inclusief maandag. Hoe meer ik er over nadenk, hoe banger ik word. Hoe komt het dat ik opeens niet meer kan lopen en hoe kan ik zomaar ineens, vanuit het niets flauw vallen?

Dinsdag belt de diabetesconsulente om te informeren hoe het is gegaan met de kortere naaldjes. Ik geef een verslag en vertel meteen wat er die maandag en de week ervoor is gebeurd. Ik vertel dat het me angstig maakt en dat ik eigenlijk een afspraak wil maken bij mijn eigen huisarts. Ze kijkt onmiddellijk in de computer en zet mijn naam bij half elf op vrijdag. Geweldig bedankt, nu hoef ik zelf niet te smeken bij de assistente of ik alsjeblieft een afspraak kan krijgen.

Woensdag zijn we naar huis gegaan. Ook dat klinkt zo veel sneller dan het ging. Het heen en weer lopen, opruimen en inpakken putte me wederom volledig uit. Ik werd er niet bepaald vrolijker van.

Vrijdag dus naar de dokter. Ik heb precies verteld wat er gebeurde en echtgenoot vulde aan waar nodig. Ze heeft me helemaal nagekeken en uiteraard kwam daar ook het reflexhamertje bij kijken. Ze timmerde er lustig op los bij mijn knieën, enkels, hielen en ellebogen. Oeps, ik heb geen reflexen. Die klap met de hamer doet me niks. Nergens. Ik moet wat oefeningetjes doen en kom er achter, dat ik niet op één been kan staan. Ik heb in mijn jeugd aan turnen gedaan en beheerste bijna alle onderdelen, behalve de evenwichtsbalk, daar viel ik consequent iedere keer vanaf. Dat zeg ik dus maar even en dat wordt meteen genoteerd. De uitslag van het onderzoek, dat een half uur heeft geduurd, (wat toch wel knap is in een tienminutengesprek) is niet bevredigend. De huisarts zegt eerlijk dat ze het niet weet en vraagt of er Parkinson in de familie voorkomt. Ik heb geen flauw idee. Ze stuurt me door naar een neuroloog, want ze vertrouwt het niet. A.s. maandag om twaalf uur kan ik daar al terecht en oh, ik hoop zo dat die me kan helpen. Want, wat heb je aan een hutje op de hei als je er niet eens heerlijk kunt wandelen?

.